top of page

Samenleving van Zuidwest-Friesland 

1800-1900

Natuurgeweld in Zuidwest-Friesland

​

Zuidwest-Friesland en de watersnoodramp van 1825

De winter van 1813-1814 was erg streng. Overal in Friesland zorgde de sneeuw voor veel overlast. In 1816 en 1817 was de regen weer een groot probleem, terwijl Friezen in 1818 te maken kregen met een zeer droge en warme zomer. Maar het was niets vergeleken met de ramp die Zuidwest-Friesland in 1825 trof. In dat jaar vond een grote watersnoodramp plaats. Door de combinatie van storm en springtij braken dijken door en stroomde het water met een noodgang Zuidwest-Friesland in. Een doorgebroken dijk in het Workumer Nieuwland zorgde ervoor dat Zuidwest-Friesland veranderde in een enorme watervlakte. Huizen, boerderijen en gewassen werden verwoest. Gelukkig waren de reddingswerken deze keer goed georganiseerd, waardoor er weinig doden vielen. Mensen werden tijdelijk ondergebracht in scholen en kerken, of bij burgers van wie het huis niet was verwoest. De schade was zo groot, dat de grietenijbesturen en stadsbesturen van Zuidwest-Friesland deze niet zelf konden betalen. Daarom werden overal collectes gehouden, die meer dan 60.000 gulden opbrachten. Een gevolg van de watersnoodramp was het ontstaan van malaria. De malariamuggen die deze ziekte overbrachten leefden van het drassige land, dat verzadigd was door het zoute zeewater. In 1826 zorgde de ziekte voor veel slachtoffers.

watersnoodramp 1825

Een door het water verwoeste boerderij in het Workumer Nieuwland, 1825

Schepen en treinen

​

Vervoer in Zuidwest-Friesland

In Zuidwest-Friesland bleven het vervoer per schip erg populair. Daarbij werden zowel beurtschepen als trekschuiten gebruikt. De trekschuit was in de zeventiende eeuw in gebruik genomen. Ze werden vanaf de waterkant getrokken door een paard of een groepje mensen. Het beurtschip was iets moderner. Het kon zeilen en hoefde niet persé door paarden of mensen te worden voortgetrokken. Daarnaast voeren beurtschepen via een dienstregeling, net als een trein of een bus. Op vaste tijden vervoerden ze burgers en goederen door Zuidwest-Friesland. In de negentiende eeuw werden de trekvaarten verbeterd. In deze periode werden ook meer verharde wegen aangelegd. Daardoor konden boeren die ver van steden en dorpen woonden zich gemakkelijker verplaatsen. Naar verloop van tijd werden in Friesland ook spoorwegen aangelegd. In 1863 reed de eerste trein in Friesland tussen Leeuwarden en Harlingen. Zuidwest-Friesland was in 1885 aan de beurt. Toen konden burgers met de trein van Sneek naar Stavoren reizen. Vanuit die plaatsen reden de treinen ook naar Leeuwarden. Tussen Bolsward en Sneek werd een tramverbinding gemaakt.

​

De handel

​

De steden van Zuidwest-Friesland en de handel

Friese zuivelproducten zoals boter en kaas werden in de negentiende eeuw goed verkocht, onder andere in Engeland. Zo waren de steden IJlst, Sneek en Bolsward al lange tijd betrokken bij de boterhandel. In de jaren 1870-1880 veranderde dit. Boeren in Zuidwest-Friesland kregen concurrentie van Denemarken. Dit land gebruikte moderne technieken, terwijl boter en kaas in Zuidwest-Friesland nog met de hand werden gemaakt op de boerderij. In de rest van Nederland werden de eerste zuivelfabrieken gebouwd, maar in Zuidwest-Friesland duurde dat nog even. Boeren uit Zuidwest-Friesland waren eerst tegen de zuivelfabrieken, omdat ze dachten dat daarmee minder goede boter en kaas werden gemaakt. Ze wilden ook niet naar Denemarken om te kijken hoe zij zuivelproducten maakten, want dat zagen ze als ‘pottenkijken’. Het gevolg was dan ook, dat de handel in zuivel steeds minder geld opbracht voor Zuidwest-Friesland. Vanuit Zuidwest-Friesland werd ook tarwe en graan geleverd aan Engeland. Vanaf 1850 hadden de Friese steden een intimiderende concurrent: Amerika. Deze ging ook graan verbouwen en vervoerde het in grote stoomschepen naar Europa. In de jaren 1880-1890 volgden Rusland, Canada, Argentinië en India. Zuidwest-Friesland was geen partij voor deze enorme landen, die enorme hoeveelheden graan goedkoop verkochten. Boeren in Zuidwest-Friesland probeereden snel een nieuw product te vinden die ze konden verkopen. Ze dachten na over de aardappel, maar deze plant was erg afhankelijk van het weer. Wanneer het te droog, te warm, te koud of te regenachtig was mislukte de oogst. Het Friese weer was erg wisselvallig. De aardappel was dus niet zo geschikt. Veel boeren in Zuidwest-Friesland kregen grote geldproblemen, behalve degenen die zich alleen bezig hielden met het verkopen van vee. Het vee kon voor hoge prijzen worden verkocht aan Duitsers en Amerikanen.

​

Het leven van de arme mensen

​

Armoede in Zuidwest-Friesland

Niet alleen de boeren van Zuidwest-Friesland hadden het moeilijk, maar ook de arbeiders in de steden. Ze moesten hard werken in barre weersomstandigheden, maar werden slecht betaald. Veel kinderen stierven vroeg en haalden hun eerste verjaardag niet eens. Ook de arbeiderswoningen waren erg slecht. Vooral in Bolsward zagen de arbeiderswoningen er in de negentiende eeuw oud en gammel uit. Bolsward had in die tijd niet genoeg geld om de woningtoestand te verbeteren. De stad was in de negentiende eeuw sterk verarmd. Kerken in Zuidwest-Friesland vertelden burgers dat ze hun armoedige bestaan moesten accepteren. De kerk raadde mensen af om in opstand te komen, want dan zouden ze na de dood geen ‘zalig leven’ krijgen. In Zuidoost-Friesland was de armoede nog veel erger. Dit gebied was ook minder religieus. Daar werden arbeiders wel opstandig en kreeg het socialisme steeds meer aanhangers. Ferdinand Domela Nieuwenhuis werd in Friesland als de leider van het socialisme gezien. Het was de stroming die opkwam voor de rechten van de arbeiders. Vooral in Zuidoost-Friesland werd hij populair. In Zuidwest-Friesland ging dat minder snel.

In de steden van Zuidwest-Friesland werden de arme burgers ondersteund door gasthuizen en armenhuizen, zoals het Sint Anthony Gasthuis in Bolsward. Deze deelde voedsel en turf uit aan arme inwoners. Zieken werden soms ook in armenhuizen verzorgd, want er waren nog geen ziekenhuizen. Dit gebeurde bijvoorbeeld in het armenhuis van Sneek. De roep om een ziekenhuis werd in de jaren 1880-1890 steeds groter. In de steden waren ook de weeshuizen belangrijk. Daar kregen kinderen zonder ouders onderdak. Zowel Sneek als Bolsward hadden een weeshuis. 

​

Fabrieken en industrie

​

De eerste zuivelfabrieken in Zuidwest-Friesland

Uiteindelijk zagen de boeren uit Zuidwest-Friesland toch in dat ze met de tijd mee moesten gaan. Anders zouden ze snel geen enkele rol meer spelen in de handel in boter en kaas. In Friesland was Veenwouden in 1879 de derde plaats in Nederland waar een zuivelfabriek werd gebouwd. In 1880 volgden Sneek, Bolsward, Wommels en Oosterlittens. Later kreeg ook IJsbrechtum een zuivelfabriek. In 1889 kreeg Bolsward een echte zuivelschool. Daar werden mensen opgeleid tot leidinggevende in de zuivel- en levensmiddelenindustrie. 

In Zuidwest-Friesland werden ook andere fabrieken opgericht. Zo werd de meelfabriek in Sneek al in 1818 gebouwd. Dit was N.J Wouda's Meelfabriek, die in deze stad en in de wijde omgeving een begrip werd. In 1859 kreeg Sneek een gasfabriek. Bolsward kreeg ook een gasfabriek. In IJlst werd een stoomhoutzagerij gebouwd.

zuivelfabriek ijsbrechtum

De directeurswoning van de zuivelfabriek in IJsbrechtum, 1900

Bronnen:

Terpstra, Pieter. Tweeduizend jaar geschiedenis van Friesland. Leeuwarden: Uitgeverij M. Th. van Seyen, 1986.

Terpstra, Pieter. Bouwen aan zorg: geschiedenis van het Antonius Ziekenhuis 1903-1994. Sneek: Antonius Ziekenhuis, 1994.

Afbeeldingen: publiek domein (Rijksstudio en Fries Scheepvaart Museum)

​

​

bottom of page